Kosten van de Regionale Uitvoerings Dienst (RUD) Zeeland

Hierbij schriftelijke vragen conform artikel 44 van het Reglement van Orde van het Statenlid Peter van Dijk, Partij voor de Vrijheid (PVV), over de totale kosten van de Regionale Uitvoerings Dienst (RUD) Zeeland.

Aan het College van Gedeputeerde Staten
Provinciehuis
Abdij 6
4331 BK MIDDELBURG

Kattendijke, 18 januari 2013

Geacht College,

Toelichting:

In een bericht uit de ambtelijke organisatie van de provincie Zeeland, dat op 17 januari jl. onze fractie heeft bereikt, wordt de suggestie gewekt dat voor de RUD Zeeland de totale jaarlijkse kosten hoger zijn dan noodzakelijk. In de totale jaarlijkse kosten zitten ondermeer de door de RUD Zeeland aan de medewerkers te vergoeden reiskosten.
In het proces om te komen tot een RUD in Zeeland, ging de keus uiteindelijk tussen Terneuzen als vestigingsplaats of Middelburg.
De PVV is van mening dat bij dit soort diensten, waar de noodzakelijke kwaliteit van de dienstverlening in beeld is gebracht, de totale kosten voor de gemeenschap zo laag mogelijk dienen te zijn. De PVV is ook van mening dat in dit soort processen de gevolgen voor de betrokken medewerkers zorgvuldig in beeld gebracht dienen te worden.

Daarom de volgende vragen.

Vragen:

1. Is uw college met de PVV van mening dat de totale kosten voor de gemeenschap zo laag mogelijk dienen te zijn, gegeven de noodzakelijke kwaliteit van de door de RUD Zeeland te leveren dienstverlening? Zo nee, waarom niet?
2. In het ons onder ogen gekomen bericht wordt gesuggereerd dat het verschil tussen de jaarlijkse kosten van vestiging in Terneuzen en vestiging in Middelburg slechts een paar duizend euro bedraagt, waarbij bovendien de nodige aannames zijn gedaan. Is dit correct? En welke aannames zijn gedaan? Wat zijn de bandbreedtes in deze aannames? Blijven deze aannames overeind bij toetsing door de fiscus?
3. Kunt u aangeven op welke wijze de gevolgen, zoals reistijd en –kosten, die de betrokken medewerkers zelf moeten dragen in beeld zijn gebracht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel bedragen deze kosten gemiddeld?
4. Wat is het verschil in reiskosten tussen beide opties van vestigingsplaats?
5. In hoeverre heeft uw college het verschil in auto-bewegingen in verband met woon-werk verkeer en belasting van het milieu in de keuze tussen bovengenoemde vestigingsplaatsen laten meewegen?
6. Is uw college bereid in dit stadium de Rekenkamer de zorgvuldigheid en correctheid van de financiële conclusies van de locatiekeuze te laten beoordelen? Zo nee, waarom niet?

Ondergetekende verzoekt u vriendelijk om deze vragen schriftelijk te beantwoorden.

Hoogachtend,

Statenfractie Partij voor de Vrijheid in Zeeland

Namens deze,

Peter van Dijk

Lid Provinciale Staten van Zeeland