Inbreng tijdens de PS-vergadering van 1-11-2013 bij het debat over het Statenvoorstel aandeelhoudersstrategie DELTA NV

Voorzitter,
Vandaag spreken we over de aandeelhouderstrategie met betrekking tot Delta.

De PVV trekt deze discussie breder en zal hier spreken over het Provinciaal deelnemingenbeleid.

Pas als het Provinciaal deelnemingenbeleid geformuleerd is, kunnen wij komen tot een standpunt met betrekking tot een specifieke deelneming, zoals de deelneming Delta.

Voorzitter,
Het is in de eerste plaats aan de samenleving zelf, om de problemen op te lossen. Het is daar waar het maatwerk ontstaat.

Dit maatwerk ontstaat vaak op de markt, waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten en waar in vrijheid gekozen kan worden.

De burger kiest, en die betaalt daar een prijs voor.

Lukt het de samenleving niet om die problemen op te lossen dan pas is er plaats voor een overheid om op te treden.

Voorzitter,
De mix markt/overheid is aan verandering onderhevig, was eerste de energievoorziening iets voor de markt, later werd het iets van de overheid en nu is het weer iets voor de markt.

Of het markt of overheid is wordt duidelijk door naar buiten, naar de economische werkelijkheid te kijken, daar wordt een goede indicatie gegeven wat de markt voor haar rekening kan nemen.

Wat de markt kan daar is geen plaats voor de overheid.

Als overheidsingrijpen noodzakelijk is, dan dient dit op de eerste plaats te gebeuren middels wet- en regelgeving.

Deze publiekrechtelijke instrumenten zijn immers de meeste geëigende instrumenten voor de overheid om haar beleidsdoelen te verwezenlijken.

Wet- en regelgeving komen op democratische wijze tot stand, kunnen door de overheid worden ingevuld en de naleving van die wet en regelgeving is door de overheid afdwingbaar.

Vrijwel alle publiekrechtelijke belangen laten zich ook goed vastleggen in publiekrechtelijke borgingsinstrumenten zoals wet- en regelgeving, en over het algemeen is overheidsingrijpen daar dan ook toe beperkt.

Privaatrechtelijke instrumenten zijn over het algemeen onvoldoende in staat om publiekrechtelijke belangen te behartigen. Het publiekrecht is, als reactie daarop, pas in de laatste 100 jaar tot ontwikkeling gekomen.

Het publiekrechtelijk aandeelhouderschap, de deelnemingen, vormen hier de uitzondering.

Het publiekrechtelijk aandeelhouderschap dient louter als aanvullend instrument.

Daarbij dient de overheid zich wel rekenschap te geven van de wettelijke kaders van het aandeelhouderschap.

Deze kaders liggen vast in het burgerlijk wetboek.

Het aandeelhouderschap is een minder geschikt instrument om initiërend en sturend op te treden.

Het bestuur heeft de dagelijkse leiding en de commissarissen oefenen toezicht uit op de dagelijkse leiding.

Het pro-actief sturen van publieke belangen ligt dan ook minder voor de hand met het aandeelhouderschap. Er zijn andere instrumenten die geschikter zijn om publieke belangen te borgen.

Toch is het mogelijk dat, onder omstandigheden, ondernemingen die publieke taken uitvoeren als aandeelhouder in eigendom te houden.

Het aandeelhouderschap dient dan als slot op de deur, de aandeelhouder wil dan meepraten bij strategie en grote investeringen. Alleen betreft het hier wel een uitdrukkelijke uitzondering.

Voorzitter,
Alleen die taken die tot een publiek belang gerekend worden, dienen in overheidshanden te blijven.

De taken die niet tot een publiek belang gerekend worden, dienen dan ook niet in overheidshanden te blijven.

Van deze laatst genoemde deelnemingen dient dan ook afscheid te worden genomen, dat impliceert verzelfstandiging buiten de provinciale overheid.

Daarbij moet zeer zeker acht worden geslagen op de verkoopopbrengst van de belangen. Maar de verzelfstandiging is slecht een kwestie van tijd.

Bij verzelfstandiging geeft het dan ook geen pas om het overname pad op te gaan en nieuwe deelnemingen te consolideren met reeds bestaande deelnemimgen om dan op termijn tot verzelfstandiging over te gaan.

Het uitgangspunt is immers dat het hier een taak betreft die beter door de markt kan worden gedaan.

Bij gevolg dienen concerns dan ook te worden ontvlecht in een deel met een publiek belang en een deel met een niet-publiek belang. En dit is ook de grondslag voor de, in de visie van de PVV, de aandeelhouderstrategie met betrekking tot Delta.

Voorzitter,
Delta kenmerkt zichzelf als een multi-utility company, ze levert een breed pakket van diensten en producten waarvan gas, water, elektriciteit, afvalverwerking, internet via kabel en radio en televisie signalen de belangrijkste zijn.

Eerder hield Delta zich bezig met de productie biodiesel, de productie van zonnepanelen en het ontwerpen van totaal oplossingen op het gebied van zonne-energie en het zuiveren van industrieel afvalwater.

Deze activiteiten zijn alle beëindigd met een gezamenlijk verlies van € 400 mln.

Delta werd ingehaald door de markt en door veranderende wet- en regelgeving.

Bij Delta is er overduidelijk sprake van een concern.

Slechts de drinkwatervoorziening en de eigendom en het beheer van de (ondergrondse) infrastructuur voor gas en elektriciteit dient op grond van wettelijke bepalingen, direct of indirect, in handen te zijn van overheden, publiekrechtelijke lichamen.

Voor de drinkwatervoorziening is dat geregeld in de Drinkwaterwet.

Voor voormelde ondergrondse infrastructuur is dat vastgelegd in de Wet onafhankelijk netbeheer, ook wel de Splitsingswet, feitelijk wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitwet.

Voorzitter,
Deze afsplitsingen zijn door de wetgever bewust gewild, om zo de leveringszekerheid te borgen van gas en elektriciteit en bij drinkwater naast de leveringszekerheid ook nog de kwaliteit van het drinkwater.

Uit dat oogpunt is het dan ook niet wenselijk dat er kruisverbanden zijn die het mogelijk maken dat geld weg lekt van de publieke naar de private sector.

De PVV kiest voor een kleine overheid, ook in aandeelhoudersverhoudingen, dit betekent dat de drinkwaterleiding en de ondergrondse infrastructuur voor gas en elektriciteit bij de overheid, dienen te blijven.

De overige activiteiten zijn marktactiviteiten en die horen dan ook thuis in de markt en niet bij de overheid.

Dit impliceert afscheid nemen.

Tweede termijn

Aan de door GS geformuleerde aandeelhouderstrategie ligt een uitvoerig extern onderzoek te grondslag, dat respect afdwingt.

Uit de presentatie van de onderzoekers komt het op ons over dat zij zich voor de grondslag van het staatsdeelnemingenbeleid baseren op een nota van het ministerie van economische zaken uit 2008.

Het primaat op het gebied van staatsdeelnemingen ligt niet meer bij EZ, maar bij het departement dat de aandeelhoudersrol vervult, het ministerie van financiën. Financien ziet de rol van het publiekrechtelijk aandeelhouderschap aanmerkelijk beperkter dan EZ.

De visie op het deelnemingenbeleid van de PVV vindt zijn grondslag in het beleid van het ministerie van financiën. Het voorliggende statenvoorstel lijkt dan ook gebaseerd te zijn op de gedateerde visie van ministerie van economische zaken uit begin 2008. Sinds 2008 is er uit de recente ontwikkelingen zoals Gasunie en Tennet lering getrokken. Mijn vraag aan de gedeputeerde is in welke mate dit laatste is meegenomen in dit statenvoorstel?